Art@Site www.artatsite.com Alexander Calder Le Tamanoir
Artist:

Alexander Calder

Title:

Le Tamanoir

Year:
1964
Adress:
Hoogvliet
Website:
a threatening big spider
I only see curved lines and triangles and I understand immediately that a spider is depicted.
Could this due the fact that our brain needs very little need to attend us or even warn us for a danger (in this case for a spider)?
Or is Alexander Calder a great artist who is able to communicate with a minimum of means?
I feel small because the artwork is more than life-sized. I feel a threat by the curved lines that it could walk; that the spider could walk upon me. The bolts in the panels makes me numb and hard. The color black signifies dark, danger, violence.
This artwork is too straighforward for me. La Tamanoir is a spider, it’s dangerous, it is big. No thought comes into my mind which is in conflict, creative, comforting, happy. And this is what I expect of art.
By Theo, www.artatsite.com

Vertaling
Een dreigende grote spin
Ik zie gebogen lijnen en driehoeken en ik snap direct dat hier een spin wordt uitgebeeld.
Zou dit komen doordat ons brein weinig nodig heeft om ons te attenderen of misschien alarm te slaan als zich een gevaar (in dit geval een spin) aandient?
Of is Alexander Calder misschien een groot kunstenaar die kan communiceren met minimale middelen?
Doordat het kunstwerk méér dan levensgroot is, voel ik mij klein. Bij de gebogen lijnen voel ik een dreiging dat het voorwerp zou kunnen lopen; dat de spin naar mij zou kunnen lopen. De bouten in de platen maken mij gevoelloos en hard. De zwarte kleur duidt op duister, gevaar, geweld.
Dit kunstwerk vind ik te éénduidig. La Tamanoir is een spin, het is gevaarlijk, het is groot. Ik kom niet op een gedachte die strijdig, creatief, troostend, vrolijk is. En dit is nu juist wat ik van kunst verwacht.
Door Theo, www.artatsite.com

www.bkor.nl:
Le Tamanoir werd eind 1965 geplaatst in Hoogvliet. De gemeente Rotterdam kocht het werk begin 1964 op een solo-expositie van Alexander Calder bij Galerie Maegt in Parijs. Men had zojuist een aanzienlijk bedrag voor verfraaiing van de nieuwe wijk Hoogvliet gereserveerd en was in dit kader zeer geïnteresseerd in een sculptuur van Calder.
Dit blijkt uit een brief van 13 maart 1964 van het hoofd van de afdeling Kunstzaken aan de Wethouder van Kunstzaken: 'Werd aanvankelijk overwogen met Calder overleg te plegen over de mogelijkheid van een opdracht, het toeval wil, dat op het ogenblik een plastiek van deze kunstenaar te koop is, die zowel naar de vorm als naar het formaat geheel beantwoord aan de eisen, die de situatie in Hoogvliet stelt', schreef hij. De galerie had bedongen dat het beeld na de verkoop aan Rotterdam eerst getoond zou worden op de kunsttentoonstelling Documenta III te Kassel in 1964, samen met vier andere ‘stabiles’ van Calder. De Commissie Stadsverfraaiing werkte graag mee: het betekende immers meer bekendheid voor het object dat weldra in Rotterdam zou prijken.
Het beeld bestaat uit gestileerde vormen, die uit plaatstaal zijn gesneden en door middel van enorme bouten aan elkaar zijn geklonken tot een monumentale ruimtelijke constructie. Niet veel mensen zullen bij het zien van dit beeld direct aan een miereneter denken, maar eenmaal op het spoor gezet door de titel zijn de karakteristieke kop van het beest, de zware poten en het gebogen achterlijf te herkennen. In de sculptuur is de anatomie van de miereneter niet exact nagebootst, maar gestileerd weergegeven.
Alexander Calder (Lawnton (Pennsylvania), 1898 – New York, 1976) was één van de bekendste Amerikaanse beeldhouwers. Hij volgde van 1923 tot 1925 een opleiding aan de Art Students League in New York. Daarna verhuisde hij naar Parijs en kwam in contact met de avant-garde. Aanvankelijk maakte Calder ruimtelijke draadfiguren en plastische sculpturen van hout. Rond 1931 ontstonden de eerste ‘mobiles’, waar hij beroemd mee werd. Het zijn hangende, in de wind bewegende composities van door ijzerdraad verbonden platte elementen. Iets later verschenen de ‘stabiles’: staande, vaste constructies, opgebouwd uit elkaar snijdende platen metaal. Ze zijn afgeleid van de mobiles die dergelijke constructies als onderstel hadden.
In de jaren ’60 en ’70 werden veel stabiles en mobiles op monumentaal formaat uitgevoerd; ze bestaan meestal uit biomorfische vormen, afgeleid van levende organismen. Ze verbeelden vaak dieren: soms geënt op de bestaande wereld, soms voortkomend uit een abstracte fantasiewereld.
In Calders sculpturen is ook een rol weggelegd voor kleur. Hij verfde zijn sculpturen in een beperkt palet: de primaire kleuren rood, geel en blauw, gecombineerd met zwart en wit.

www.artsology.com:
Calder's sculptural work can be broken down into two categories: "mobiles" and "stabiles." Mobiles are sculptures that utilize balance and movement, and have also been called "kinetic art." A mobile usually has a number of objects that hang from a single string, and the artist has arranged them so that their weights balance each other based on how they are positioned.
Le Tamanoir, however, is considered a "stabile." It's stable and stationary, so it's the opposite of something that is mobile and moving. Calder explained the difference between stabiles and mobiles this way: "You have to walk around a stabile or through it - a mobile dances in front of you."
By making a large sculpture, Calder is presenting the viewer with an object that cannot be viewed in just one way. Unlike viewing a painting on the wall, where one stands in front of it to view it, the stabiles forces the viewer to assess the sculpture from multiple vantage points. The sculpture appears one way when viewed from 20 feet away, it appears different when viewed from 5 feet away, different again when underneath it, different again when viewing from the other side.

H.W. Janson, Anthony Janson (2004):
One important development which Surrealism produced in the early 1930s were the mobile sculptures of the American Alexander Calder (1898 - 1976).
Called mobiles for short, they are delicately balanced constructions of metal wire, hinged together and weighted so as to move with the slightest breath of air.
Unpredictable and ever-changing, such mobiles incorporate the fourth dimension as an essential element.
Kinetic sculpture had been conceived first by the Constructivists. Their influence is evident in Calder’s earliest mobiles, which were motor-driven and tended toward abstract geometric forms.
Calder was also affected early on by Mondrian, whose use of primary colors he adopted. Like Mondrian, he initially thought of his constructions as self-contained miniature universes.
But it was his contact with Surrealism that made him realize the poetic possibilities of 'natural' rather than fully controlled movement. He borrowed biomorphic shapes from Miró and began to conceive of mobiles as counterparts to organic structures: flowers on flexible stems, foliage quivering in the breeze, marine animals floating in the sea. Infinitely responsive to their enironment, they seem amazingly alive.